Menu Sluiten

Voor gedupeerden bestond de rechtsstaat niet

Rechtspraak bood gedupeerden van de toeslagenaffaire niet altijd de bescherming die zij wel verdienden. Dat is in het kort de uitkomst van een onderzoek die een werkgroep heeft gehouden onder bestuursrechters. Bestuursrechters zijn de rechters waaraan ouders hun geschil met de Belastingdienst in eerste instantie voorlegden. Daarna volgde eventueel een beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft een onderzoek aangekondigd omdat ook de hoogste bestuursrechters lering willen trekken uit de toeslagenaffaire. De hoogste bestuursrechters zullen ook kijken of er op andere terreinen sprake is van disproportionele gevolgen voor burgers, ook al vraagt de wet van de rechter om streng op te treden. Zo zullen zij naast de uitspraken over kinderopvangtoeslag ook uitspraken over VOG-aanvragen (Verklaring omtrent het Gedrag) doorlichten.

Hier vindt u het volledige  RAPPORT WERKGROEP REFLECTIE TOESLAGENAFFAIRE RECHTBANKEN – RECHT VINDEN BIJ DE RECHTBANK -Lessen uit kinderopvangtoeslagzaken  door de bestuursrechters.

Op een webpagina van de Raad voor Rechtspraak staat het volgende hierover te lezen:

In het rapport is te lezen dat bestuursrechters regelmatig worstelden met het doen van een gevoelsmatig strenge uitspraak en de heersende jurisprudentie van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter. De Raad van State bevestigde bij rechtszaken rondom de kinderopvangtoeslag structureel de ‘alles-of-niets-uitleg’ van de Belastingdienst. Daardoor leidden kleine fouten, zoals het niet kunnen aantonen van de betaling van (een klein deel van) de eigen bijdrage, tot een terugvordering van de volledige toeslag. De meeste rechters bij de rechtbanken pasten voortaan ook deze uitleg van de regels toe. In de eerste plaats omdat zij ouders geen valse hoop wilden bieden, een afwijkend oordeel zou ongedaan worden gemaakt in hoger beroep. Maar ook omdat het van belang is dat wettelijke regels in het hele land op dezelfde manier worden toegepast. Uitspraken van hogere rechters spelen hierbij een belangrijke richtinggevende rol.

Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat vanuit de werkgroep een oproep wordt gedaan aan bestuursrechters om meer gewicht toe te kennen aan de rechtsbescherming van het individu dan aan het waarborgen van de rechtseenheid en rechtszekerheid. En daarmee dus in voorkomende gevallen af te durven wijken van heersende jurisprudentie van de Raad van State.
Daarvoor is nodig dat de bestuursrechter de relevante feiten en de concrete gevolgen van een besluit voor de betrokken burger actief onderzoekt en beoordeelt of deze gevolgen evenredig zijn in het licht van het
doel van de wettelijke regel. Als een besluit voor een burger onevenredige gevolgen heeft, moet de bestuursrechters meer maatwerk bieden.

In gewone mensentaal: bestuursrechters moeten hun rechtsgevoel (en daarmee het recht) voorrang geven zodat burgers beter worden beschermd tegen de machtige overheid!

Een positieve ontwikkeling, voortkomend uit een afgrijselijke periode in de Nederlandse rechtstaat.